Een zaterdag in oktober, Sint
Amandsberg:


Rendez-vous met Joël
Schuurmans

Enkele jaren geleden
frappeerde Joëls tekenwerk me. We ontmoetten elkaar op de portfolio dagen van
WARP (2014): hij als beloftevolle artist
en ik als ‘commentator’ of zeg maar geprivilegieerd luisteraar. Joël toonde
onder meer een reeks portretten van een autistische jongen. De jongen en de
wereld leken één, los van de door mensen gebricoleerde werkelijkheid met
geplogenheden en formaliteiten. De tekeningen getuigden van een respectvolle
observatie: die vijftienjarige die zich als een kat tegen een kast aanwreef;
ongegeneerd genietend van het tactiele.

Zijn.

Omgaan met wat is.

Sindsdien tref ik Joël
onregelmatig in het Huis Buytaert in Sint-Niklaas (WARP) of ergens op een
beurs. Uiteindelijk spraken we af dat ik zijn atelier zou bezoeken. Onlangs, op
een van die dagen waar de herfst hapert in de zomer, reed ik naar hem toe. Humeurige
nimbostratus die haastig de ochtend had gegeseld met buien, had plaats gemaakt
voor zon. Wind speelde bezorgd met de blaadjes die vrolijk dansten over de weg.

Joël troont me mee
naar zijn atelier, 1 hoog. Doorheen de lichtstraten lichtte de zon de twee werkruimtes
op. Een grote plek waar Joël hout verzaagt en tot meubels en kaders in elkaar
vijst. Aan de andere kant van een scheidingswand het schildersatelier. De
ruimte is kleiner, intiemer: de stoel, de werkkastjes, het schilderwerk en ook
olieverfvlekken. Hier is gewerkt, gevloekt, getwijfeld. Aan de zijkant kijkt
een jonge dame in kimono naar een onzichtbaar ritueel.

De expositieruimte
achteraan het atelier staat, behalve enkele tafels, een Noors sneeuwlandschap
voorovergebogen als een afdak. Rechts hangt een Alaskaanse gletsjer die de zee
raakt. Het zijn twee grote werken uit de reeks ‘shelter paintings’. Aan de
zijkant hangt een resem IJslandse panorama’s allemaal tien centimeter hoog.
Enkel de lengte en het landschap verschillen.

Joël trekt graag door
onmetelijke landschappen. Vooral het naar Noorden waar de weidse ongerepte
natuur wenkt. Al of niet alleen trekt de kunstenaar dagenlang door ongebaand
terrein. Het valt me op, zei hij, dat ik meteen naar iets menselijks zoek: een
baken, een teken. Het is dat teken dat je uiteindelijk de weg wijst naar beschutting.
Een aantal winters geleden zochten hij en zijn compagnon-de-route een ‘shelter’,
een ‘hytte’ in het Noors. De ijzige wind raasde als gek over de besneeuwde
Noorse hoogvlakte. Half vervroren vonden ze na lang zoeken de hut. Die bleek
gesloten. Zeldzame bakens in de witte wereld maakten oriënteren mogelijk terug
naar beschutting.

Onlangs bezocht Joël
IJsland in het kader van een trekking die hij zou begeleiden. Joël legde
enthousiast uit hoe hij met plezierige verwondering de IJslandse taal en cultuur
ervoer. Vooral de verbondenheid van de taal met de natuur viel op. De
gebruiken, het spreken en benoemen. Dialogeren met het land(-schap) dat leven
geeft en neemt. Je noemt er je kind naar iets wat belangrijk is voor mens en
natuur: zoals de sterke pionier-boom: berk, Björk.

In zekere zin, zo
vindt Joël, gelijkt het op de Japanse verfijning die zich niet afkeert van de
natuur maar erop tracht te antwoorden. Zo lijkt de esthetiek een toverspiegel,
een looking-glass, die respectvol
poogt te converseren met wat slechts te ervaren is. Bij ons creëert taal een
afstand met de dingen die dan meer beheersbaar, hanteerbaar lijken.

Onze causerie werd
even onderbroken. Joël haalde de jonge dame in kimono van de muur. “Ik twijfel”,
vroeg hij me, “of ik er plexiglas voor zou zetten?” Ondertussen legt hij nog
enkele blokken in een compositie rond het werk. Ik doe alsof ik zijn vraag
begrijp en iets ken van schilderkunst. Ik frons.

Hij vertelde me wie ze
is, hoe gracieus de kimono de rug onder de nek bloot laat, over het
huwelijksfeest in Japan waar hij en zij te gast waren, over de jaren samen en
de laatste blik. Vorig jaar raakte hij zijn vinger kwijt. Het rouwen, nu een
tweede keer, weegt. Wat rest zijn herinneringen en onrust. Soms blijft het
beeld nog een hele poos helder maar aanraken kan niet meer. Weg.

“Doe maar plexiglas”, liet ik me
ontvallen.

Verlost van het
dilemma zette Joël alles weer keurig aan de kant: Ik ga maandag het plexiglas
bestellen. Ik voelde me verbaast dat ik iets kon bijdragen en dacht aan diegene
die ik mis.

Even later vertelde
hij honderduit over het IJsland panorama project. Het werk zal voor het eerst
gepresenteerd zal worden op de Belgian Art and Design beurs in Gent (8-11 feb.
’18).

De reeks
schilderwerken baseerde Joël op zijn indrukken en de soms sukkelachtige
panoramafoto’s die hij in IJsland nam. Sukkelachtig omdat de techniek soms
faalt en vegen produceert in de uitgestrekte weergaven. We bekijken de lange
360°, de bovenste van de twee aan zijn schildermuur. “Er klopt iets niet”,
deelde hij me mee. Schilderen is meer dan een prentje kopiëren. Ik wijs op de
wolken die over de bergen hangen van links een grijze wolkenmassa tot rechts
als een grauwwitte sluier. Pas later valt de link me te binnen met de Japanse
kunst waar de wolken de Fujiyama horizontaal dwarsen en hemel met aarde
verbinden. De leegte van het landschap spreekt. Het is geen onbeschilderde
leegte zoals in de Chinese kunst, maar lijkt ze te wijzen op dezelfde
mogelijkheid tot verandering en omkeerbaarheid.

Plots wijst hij me in
dat landschap een rode lange stok – piepklein in de immense ruimte. Ik glimlach
omdat ik weet dat ik er niet verloren zal lopen. Desnoods kom ik steeds weer
aan hetzelfde uit.

Als ik later een
schilderwerkje uitpik om het in bruikleen in mijn praktijk op te hangen (een
privilege), wijst hij me op een zwarte rots te midden van de sneeuw: “daar is
iemand gestorven; een jonge kerel verdwaald in een complete white-out. En dat
op nog geen 750 meter van een lodge.” Die anekdote vertel ik aan niemand, dacht
ik.

Daarna toont de
kunstenaar me enkele tekeningen van de jonge autist. Hij is er; nog steeds
gevangen in het moment. Ik glimlach en kies tekening nummer 4 die met een
horizontale vouw zodat het onderste deel van het blad plat naar voor ligt. De
jongen likt een tafel. Zo zijn we terug bij het begin, maar de commentator
zwijgt.

De tekening en het
schilderwerk verschillen van onderwerp en materie maar, in beide gevallen
capteert Joël iets van het reële: een mens zonder landschap en een landschap
zonder mens.

“Ça parle”

Philippe Grisar

Oktober 2017